De Sluier kan worden weggenomen (2Korinthe3)

mei 21, 2024

Series: Bijbelstudies

DE SLUIER OP HET GELAAT VAN MOZES

Aanleiding tot dit artikel is de opmars van een beweging van een beweging die onder het motto ‘terug naar onze Joodse wortels’ gelovigen ‘een nieuwe weg’ wil wijzen. Maar is die weg ook in lijn met de waarheid van Gods Woord, de Bijbel, of hebben we hier te maken met ‘een betovering’ waar Paulus de Galaten – en ons – zo ernstig voor waarschuwt?! Wat is er aan de hand?

Oud en nieuw verbond

Laten we teruggaan naar de dagen van Mozes. We bevinden ons aan de voet van de berg Sinaï en in gedachten zien we Mozes met de twee nieuwe tafelen der getuigenis in zijn hand de berg afdalen. We zijn verwonderd en diep onder de indruk omwille van zijn heerlijk stralende gelaat. Zijn gelaat straalt zo veel heerlijkheid dat het volk hem niet durft te naderen.(Exodus 34:29-35).

Een zeer indrukwekkende gebeurtenis, waarvan de diepere betekenis 3500 jaar later door Paulus wordt onthuld. De apostel schrijft hierover:

‘Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israels de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest, hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn? Want indien de bediening, die veroordeling brengt, heerlijkheid was, veel meer is de bediening, die rechtvaardigheid brengt, overvloedig in heerlijkheid. Immers, zelfs hetgeen verheerlijkt was,  is in zoverre niet verheerlijkt,  als deze heerlijkheid het te boven gaat. Want als het verdwijnende met heerlijkheid gepaard ging, veel meer is dan het blijvende in heerlijkheid. Nu wij zulk een verwachting hebben,  treden wij met volle vrijmoedigheid op, geheel anders dan Mozes, die een bedekking voor zijn gelaat deed, opdat de kinderen Israels geen blik zouden slaan op het einde van hetgeen moest verdwijnen. Maar hun gedachten werden verhard.  Want tot heden toe blijft dezelfde bedekking over de voorlezing van het oude verbond zonder weggenomen te worden, omdat zij slechts in Christus verdwijnt. Ja, tot heden toe ligt, telkens wanneer Mozes voorgelezen wordt, een bedekking over hun hart, maar telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen. (2Kor.3:7-16)

2Korinthe 3:7-16 is een tussenzin. Paulus stelt hier twee bedelingen tegenover elkaar: het oude verbond, de bediening van de letter, tegenover het nieuwe verbond, de bediening des Geestes.

De bedeling van de Wet tegenover de bedeling van de Genade.

Oude Verbond Nieuwe Verbond
Bediening des doods Bediening des Geestes
In steen gedrukt In het hart geschreven
In heerlijkheid Overvloedig in heerlijkheid
Bedekte heerlijkheid Geopenbaarde heerlijkheid
Brengt veroordeling Brengt rechtvaardigheid
Moest verdwijnen Is blijvend

 

Het oude verbond omvat behalve de Tien Woorden (Ex.20:1-17), de instructies voor de bouw van de tabernakel en de priesterdienst, het onderricht betreffende de offerdienst, de spijswetten, ook burgerlijke-, landbouw-, huwelijks- en kuisheidswetten en voorschriften aangaande levensheiliging enz. Terwijl Mozes deze inzettingen ontvangt, voltrekt zich een tragedie. Het volk viert feest rondom het gouden kalf en krenkt God met de woorden: ‘Dit is uw god, Israël, die u uit Egypte heeft gevoerd’.

Ze hadden de Wet al overtreden nog vóór ze die ontvingen. Het is maar goed dat Mozes de twee tafelen kapot gooide, zodat ze niet meer tegen het volk getuigden, anders waren ze allen omgekomen. Maar was de wet zelf de oorzaak van deze trieste gebeurtenis? Nee, zeker niet. We lezen in Romeinen 7:12: ‘Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed’. De wet laat enerzijds zien wie God is en openbaart anderzijds wat in het hart van de mens aanwezig is, want: ‘want wet doet zonde kennen’ (Rom.3:20).

Na deze enorme crisis waarin Mozes als middelaar optreedt (Ex.33:12-17), vraagt hij de heerlijkheid des HEREN te mogen zien. Maar omdat de tijd daarvoor nog niet was aangebroken (die kan alleen in Christus aanschouwd worden), wordt Mozes in de rotsholte geplaatst, vanwaar hij de HERE alleen van achteren kon zien (Ex.33:18-23). Daarna gaat Mozes voor de tweede keer de berg op met twee nieuwe uitgehouwen tafelen en brengt wederom veertig dagen en veertig nachten met de HERE door.

De bedekking

In 2 Korinthiërs 3 is driemaal sprake van een ‘bedekking’. De Engelse King James Vertaling spreekt van sluier (veil).

Drie sluiers, drie betekenissen:

Praktisch (= letterlijk) vanwege de niet te verdragen heerlijkheid die van Mozes gezicht afstraalde (3:13).

Typologisch. Mozes vertegenwoordigt de Wet. Er rust een bedekking op zijn woorden (3:14), waardoor de Israëlieten alleen de letter der Wet zagen en niet de geest ervan (Christus).

Symbolisch. Er ligt een bedekking op hun hart (3:15), die – wanneer zij zich tot de Heer zullen bekeren – wordt weggenomen (3:16).

Let u – wat de symbolische betekenis betreft – hier vooral op de volgorde, die vaak wordt omgekeerd. De bekering volgt niet op het wegnemen van de bedekking, maar het wegnemen van de bedekking volgt op de bekering !

Onderscheid Wet en Genade

In al deze dingen zien we dus een duidelijk verschil tussen het oude verbond en het nieuwe verbond, tussen de oude bedeling en de nieuwe bedeling. Zaken die we goed moeten onderscheiden. Zolang we namelijk nog onder het juk van de wet zijn, zien we niet de heerlijkheid van de genade.

De volgende Schriftplaatsen maken dit onderscheid duidelijk:

‘Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade’ (Rom.6:14)

‘Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft’ (Rom.10:4).  

‘Want Hij is onze vrede, die de twee een heeft gemaakt en de tussenmuur , die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot een nieuwe mens te scheppen,…’(Ef.2:14-15).

‘… door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen: …’ (Kol.2:14)

‘Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is’ (Kol.2:16-17).

De tent der samenkomst

Na de afgodendienst rondom het gouden kalf nam Mozes een tent en spande haar ‘buiten de legerplaats’ (Ex.33:7). We lezen hoe God met hem omging: Ex.33:11 (zie ook Num.7:89;12:6-8). Waar de hogepriester slechts éénmaal mocht binnengaan – en dan nog niet zonder het bloed van het offerdier – daar was Mozes thuis. Hij ging ongedwongen om met God. Hoe ervaren wij dit in ons praktisch geloofsleven? Ken jij broeder, zuster, die vrijmoedige, verborgen omgang met God? Wij die zoveel dichter zijn gekomen dan de Israëlieten? Efeze 2:18-19. Gaan we in … betreden we het heiligdom? Hebr.10:16. Of zijn er verhinderingen?

De vraag is: aanschouwen wij de heerlijkheid die eertijds nog versluierd bleek te zijn voor de Israëliet? We lezen niet over een of andere bedekking na de eerste 40 dagen welke Mozes doorbracht met God. Maar wel na voor de tweede maal 40 dagen met God te hebben doorgebracht. Dan straalt zijn gelaat. Maar let op de reactie van de Israëlieten; ze zijn meer bang voor de heerlijkheid die van zijn gelaat straalt (d e  g e n a d e) dan voor de twee stenen tafelen (d e   w e t).

Ze konden de heerlijkheid van de genade niet verdragen (Joh.1:14,17). En het evangelie van de genade (Hand.20:24; 1Tim.1:11) spreekt immers van Christus.

De bedekking weggenomen

De zegeningen van het nieuwe verbond gaan nog verder dan zelfs Mozes mocht ervaren. Zijn gelaat was bedekt, maar over de gelovigen onder het nieuwe verbond schrijft Paulus: ‘En wij allen, die met een aangezicht,  waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is’ (2 Kor.3:18). 

Paulus was hier vol van. Zijn hart liep over. We laten hem terugblikken op die geweldige gebeurtenis – op de berg Sinaï – maar aan de Corinthiërs de ware betekenis ervan  onthullend. Dan is het alsof het gordijn wordt weggeschoven, en we ineens baden in het heerlijke licht en worden bestraald door

‘ …  het schijnsel – de lichtglans – van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is …’ (2Kor.4:4).

Hoe meer we Christus met onbedekt aangezicht aanschouwen, hoe meer we naar Zijn beeld worden veranderd. Verlangt u ernaar om steeds meer op de Heer Jezus te lijken? Hoe meer en intenser je met iemand omgaat, hoe meer je op die persoon gaat lijken. En zo is het ook in geestelijk opzicht.

Door de gemeenschap met de Heer Jezus zal de wereld om ons heen bemerken ‘dat zij met Jezus geweest waren; …’ (Hand.4:13).

Is het niet triest te moeten vaststellen dat veel gelovigen blijkbaar weinig tijd nemen om ‘met Jezus te zijn’? Voor hen schuilt er namelijk nog een groter gevaar …

Vermenging van wet en genade, in onze dagen

Vermeng wet en genade en je bent het gegarandeerd het zicht op de Heer Jezus kwijt. Enkele voorbeelden ter illustratie. Op het christelijk erf ontnemen tradities, wettiscisme en sektarisme vaak het zicht op de genade. De rooms-katholieke kerk kent zeven sacramenten: het doopsel, de eucharistie, de biecht, het vormsel, het huwelijk, het priesterschap en het heilig oliesel. Hieruit is een sacramentenleer ontsproten die bijvoorbeeld doop en avondmaal voorstellen als ‘genademiddelen’ waardoor we zogenaamd aangenamer worden in de ogen van God.

Anderen, zoals de ‘Kingdom Now’ beweging, zien de Bergrede (Matt.5–7) als leefregel voor de maatschappij van vandaag en menen hier en nu het Gods Koninkrijk te moeten oprichten.

Een oude dwaalleer gestoken in een nieuw jasje is de zogenaamde ‘twee-wegenleer’: de jood wordt behouden door het houden van de wet, de heiden wordt behouden door het geloof in het volbrachte werk van Christus. Sommigen leren zelfs al een ‘drie-wegenleer’. Tot deze derde categorie, zo wordt beweerd, behoren heidenen die het evangelie van de genade bewust afwijzen, maar toch behouden worden als ze God als Schepper erkennen.

Al deze leringen en theorieën zijn duidelijk ‘afkomstig van de vijand der zielen’ die wet en genade probeert te vermengen. Dit vreemdsoortig zaad, gezaaid in de harten van argelozen en onstandvastige zielen, doet menigeen afvallen van Christus en uiteindelijk belanden in een volslagen duisternis.

Bij vermenging van wet en genade komt er een sluier te liggen over het eigen hart en de woorden van de Schrift ! Men ziet niet meer zuiver en men staat niet meer in de genade. Rom.5:2 en 1Petr.5:12. Binnen de Messiaanse gemeenten valt vaak een ‘terugkeer naar het Judaïsme’ te betreuren en krijgt de gemeente meer en meer het signatuur van judaïstische synagoge. En dat ondanks de waarschuwing van Galaten 5:2-4: ‘Zie, ik, Paulus, zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen. Nogmaals betuig ik aan ieder, die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de gehele wet na te komen. Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij’ (Gal.5:2-4). Wat de besnijdenis wél is, leert de apostel in Filippenzen 3:3:‘Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen’. Hoeveel de apostel Paulus ook binnen het orthodoxe jodendom had bereikt, zijn passie omhelsde maar één ding: ‘Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat . Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, …’ (Fil.3:8). Nee, niet terug naar de joodse wortels, maar naar de Bijbelse wortels.

Er ligt een bedekking … er ligt een sluier …

De Heer Jezus werd zelf geconfronteerd met de bedekking van verharde harten. ‘Want indien gij Mozes geloofdet, zoud gij ook Mij geloven, want hij heeft van Mij geschreven. Maar indien gij zijn geschriften niet gelooft, hoe zult gij mijn woorden geloven?’ (Joh.5:46-47). En dat een keuze voor de Heer Jezus niet goedkoop was ook de ervaring van de blindgeborene. ‘En zij scholden hem uit en zeiden: Gij zijt een discipel van Hem, maar wij zijn discipelen van Mozes’ (Joh.9:28). Uiteindelijk werd hij uit de synagoge gegooid. (Joh.9:34). Tot op de dag van vandaag ligt de bedekking op hun hart als zij Mozes lezen, zodat de heerlijkheid van Christus voor hen verborgen blijft. En zolang de bedekking op het hart ligt wil men iets doen. (Johannes 6:27-29; vgl.Gal.3:11-12). Zo hebben de Joden het getuigenis van Christus verworpen en ook het getuigenis van de H.Geest bij de steniging van Stefanus. Zij bleven hierin volharden en het gevolg was dat Paulus hen moest zeggen: ‘Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was nodig, dat eerst tot u het woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, zie, nu wenden wij ons tot de heidenen’ (Hand.13:46).

die kan worden weggenomen !

Al hun hoop leek ijdel te zijn. Wat er gebeurd was, de afgelopen dagen, liet hen niet onberoerd. De Emmaüsgangers konden hun teleurstelling niet verbergen. Ook niet voor die ‘vreemdeling’ die zich ineens bij hen voegde. Maar aan Hem konden ze tenminste hun verhaal kwijt. Na hun te hebben aangehoord verweet hij hen echter hun traagheid van hart om te geloven alles wat de profeten gesproken hebben ( Luc.24:25). De Vreemdeling hield zich bij valavond alsof Hij verder wilde gaan. Dat doet Hij vandaag nog, is het niet? Want Hij wil uitgenodigd worden. Om te blijven. Staat ons hart open voor hem? Hoe dan ook, de twee van Emmaüs herkenden Hem bij de breking van het brood. En nooit zouden ze die ontmoeting vergeten. ‘En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?’ (Luc.24:32). Ons kennen is onvolkomen (1Kor.13:9), maar wanneer de Heer Jezus ons de Schriften opent, dan valt de sluier af. Over Hem is geschreven in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen. Wanneer Hij ons verstand opent zodat we de Schriften verstaan dan zien we de aanbiddelijke heerlijkheid van zijn Persoon. (Luc.24:44-45). Maar als iemand tot Hem komt, moet hij naderen met een oprecht hart en zonder vooroordeel. Als iemand zó tot Christus komt valt de bedekking weg; de sluiers worden weggenomen.

De sluier op het gelaat van Mozes wordt weggenomen, m.a.w. zo iemand ontdekt de heerlijkheid van Christus in de geschriften van Mozes. En de bedekking op het hart, welke een belemmering vormt om te kunnen zien, wordt eveneens weggenomen.

Als de sluier wegvalt, krijgt de ceremoniële wet (offers, priesterdienst) een andere inhoud en betekenis. Dit alles is de ervaring van een jood die tot geloof komt en Christus leert kennen als de Messias en als zijn persoonlijke Verlosser en Heer. Dus nogmaals NEEN ! NIET TERUG NAAR DE JOODSE WORTELS, MAAR NAAR DE BIJBELSE WORTELS !!!